Wetenschappelijke naam: Rineloricaria sp.
Oorsprong: Zuid-Amerika / Colombia
Maximale lengte: 12 – 13 cm
Temperatuur: 24 – 29 ºC
Dieet: Omnivoor (alleseter)
- Taxonomie
- Beschrijving
- Verspreiding en leefgebied
- Dieet
- Aquarium
- Geslachtsverschil
- Voortplanting en kweken
Order: Siluriformes
Onderorder: Loricarioidei
Familie: Loricariidae
Onderfamilie: Loricariinae
Geslacht: Rineloricaria
Soort: Nog niet beschreven
Kort geleden konden we wat importen uit Colombia krijgen. Die vissen waren gelabeld als Loricaria sp. maar het is duidelijk te zien dat ze tot het geslacht Rineloricaria behoren. Omdat er 3 verschillende kleurvormen in die import zaten, besloten we om van elke kleuring een paar te nemen. De exemplaren op deze foto, labelden we als "bruin", terwijl de andere twee "goud" en "wit" zijn.
Omdat geen enkele beschreven Rineloricaria uit Colombia 100% op deze vissen lijkt, noemen we ze tot nu toe gewoon Rineloricaria sp.. De grootste gelijkenis komt echter van Rineloricaria sp. "Colombia".
Rineloricaria sp. is omnivoor, maar in het aquarium lijkt hij meer een herbivoor dan een carnivoor. In de natuur voedt hij zich voornamelijk met insectenlarven en andere kleine ongewervelden. Ook worden er extra groenten, zoals algen, gegeten.
In gevangenschap kunt u deze soort voeren met heel veel verschillende soorten voedsel. Bijvoorbeeld granulaat, diepvriesvoer en zelfs levend voer, ook courgetteschijfjes kunnen gegeven worden.
Wij geven ze het liefst granulaat zoals Dr. Bassleer Biofish Food Green, Spirulina granulaat of Spirulina tabs.
Omdat het om een vrij klein blijvende soort gaat, is het mogelijk om een groep in een aquarium van 100 cm lengte te houden.
Zand als substraat en schuilplaatsen, in de vorm van open, dunne buizen, hout en stenen, zijn zeer welkom.
Het beste is om deze soort rond de 27 °C te houden.
Zuur water is geen must bij deze soort, al zullen ze het wel lekker vinden. Wilt u de waterparameters verlagen, dan kan dat met turf, catappa bladeren of elzenproppen. De tannines in deze natuurproducten kleuren het water bruin en laten de pH in het water dalen.
Een lichte stroming, een luchtsteen en gedimd licht helpen de vissen om zich op hun gemak te voelen. Deze soort is over het algemeen veel in het aquarium te zien.
Deze vis vertoont geen territoriale agressie naar soortgenoten en is ook erg vreedzaam naar andere vissen. Ze zijn ideaal om in kleine groepen van 5 - 10 exemplaren te houden.
Er moet op worden gelet dat ze niet worden samen gezet met grote, vleesetende plecos of agressieve cichliden. Ze krijgen vaak huidbeschadigingen van te agressieve medebewoners, omdat ze niet altijd vluchten bij gevaar. Meestal verstoppen ze zich in het zand bij gevaar.
Bij de meeste Rineloricaria-soorten is het geslacht eenvoudig te bepalen, omdat de secundaire geslachtskenmerken vrij dominant zijn.
Van opzij gezien zijn er niet zoveel verschillen te zien, behalve dat het mannetje over het algemeen wat platter is.
De hoofden in close-up laten een meer afgeronde snuit bij de man zien. Odontodes zijn te vinden aan de zijkant van het hoofd van de man, die lijken op een baardachtige structuur.
De meeste Rineloricaria mannen vertonen ook odontodes bovenop het hoofd tot aan het begin van de rug. Vrouwen zijn glad op die plek. Het mag alleen met zekerheid worden gezegd als het geslacht van de dieren zeker is, aangezien mannen ook vrij glad kunnen zijn op dit gebied buiten het broedseizoen.
Hetzelfde geldt voor de odontodes op de borstvinnen, deze zijn bij vrouwen nooit zichtbaar.
Het bovenaanzicht laat veel zien. Mannen hebben een groter hoofd vergeleken met het lichaam en hebben het breedste lichaamsdeel rond de schouders. Vrouwen hebben een klein hoofd met een ronde buik. De staart lijkt dunner te eindigen bij vrouwen en ook de borstvinnen lijken kleiner te zijn dan die van mannen.
Als we het hoofd van bovenaf beter bekijken, zien we bij de vrouw een puntige, baardloos hoofd en bij de man een breder, hariger hoofd.
Van onderaf zien we dat de papilla van de man dunner is dan de ronde papilla van de vrouw. De gele vlekken zijn dit keer ook echt dominant bij de vrouw. Bij een nadere blik tussen de buikvinnen en de staart zien we een groenige gloed bij de vrouw. Het is hier mogelijk om de groene eieren door de bijna doorzichtige huid heen te zien. Vooral echt drachtige vrouwen laten dat sterk zien en het is een gemakkelijke indicator voor het geslacht.
Deze soort is een holenbroeder. Anders dan plecos, geven ze er de voorkeur aan om te kweken in open grotten met een buisvormige vorm. Daarom zijn de buizen perfecte grotten voor deze soort.
De eieren van Rineloricaria zijn groen en soms zijn de eieren zelfs zichtbaar door de huid van de buik. Net als bij de meeste Loricariidae beschermt en verzorgt de man de eieren.
In vergelijking met de Rineloricaria melini is deze soort makkelijker te kweken. Regelmatige waterverversingen zijn noodzakelijk. Vrouwen vertonen snel een dikke buik, vol met groene eieren.